§5: Golfgedrag van materie 2

1) Voor een elektron in een quantumtoestand in een atoom geldt:

De golflengte van het elektron is veel groter dan de diameter van het atoom.
De golflengte van het elektron is veel kleiner dan de diameter van het atoom.
De golflengte van het elektron is in dezelfde orde van grootte als de diameter van het atoom.
Geen van bovenstaande antwoorden is juist.

2) Voor een elektron in een quantumtoestand in een atoom geldt:

Bij een aangeslagen toestand is de golflengte van het elektron even groot als bij de grondtoestand.
Bij een aangeslagen toestand is de golflengte van het elektron kleiner dan bij de grondtoestand.
Bij een aangeslagen toestand is de golflengte van het elektron groter dan bij de grondtoestand.
Je kunt niet weten of de golflengte van het elektron bij een aangeslagen toestand groter of kleiner is dan bij de grondtoestand.

3) In het model ‘een-deeltje-in-een-doosje’ kan het deeltje in één richting bewegen in een energieput (tussen twee oneindig hoge energiewanden).
Dit model past het best bij:

elektronen in een lang molecuul
het waterstofatoom
neutronen in de kern van een atoom
vrije elektronen die zijn ontstaan door het foto-elektrisch effect

4) Bij vrijwel alle atomen in het periodiek systeem is het energieverschil tussen de grondtoestand en de eerste aangeslagen toestand zo groot dat zichtbaar licht niet geabsorbeerd wordt en uv-straling wel.
Absorptie van zichtbaar licht is wel mogelijk bij:

lange moleculen
atomen met een grote massa
atomen met een grote ionisatie-energie
atomen met veel elektronen

5) In het model ‘een-deeltje-in-een-doosje’ kan het deeltje in één richting bewegen over een afstand L.
Dan geldt voor de golflengte:

Bij de grondtoestand geldt λ = L en bij de 1e aangeslagen toestand geldt λ = 2L
Bij de grondtoestand geldt λ = 2L en bij de 1e aangeslagen toestand geldt λ = ½ L
Bij de grondtoestand geldt λ = 2L en bij de 1e aangeslagen toestand geldt λ = 4L
Bij de grondtoestand geldt λ = ½ L en bij de 1e aangeslagen toestand geldt λ = L
Bij de grondtoestand geldt λ = 2L en bij de 1e aangeslagen toestand geldt λ = L